woensdag 9 mei 2012

Die meent te staan ziet toe dat hij niet valt! 1 kor. 10:12
(een verhaal als zelfbespiegeling) 
 
Het was op een mooie zonnige dag jaren geleden.
Ik was met mijn vrouw en toen nog jonge kinderen op vakantie,
Heerlijk rustig gezeten voor mijn vakantie woning genietend van het schitterende uitzicht wat voor mij lag.
Rechts van mij een dichtbegroeid bos,wat op een bergwand stond die zo hoog was dat je wel duizenden meters moest klimmen om er over heen te kijken.
Recht voor mij een vlakke wei waar beesten op grazen en een boer die zijn hooi voor de winter aan het verzamelen was.
In de verte ook hoge bergen waar op de toppen daarvan sneeuw lag die zelfs in de zomer niet smelt.
Vogels vlogen in het rond en zongen het hoogste lied, wat mij als de mooiste muziek in de oren klonk.
Links van mij een wat flauwere berg waar je gemakkelijk tegen op kon lopen, een pad wat uitnodigde om dit te gaan doen, het was middag en de zon scheen schitterend op die linker heuvel.
Ik lag in mijn luie stoel onderuitgezakt met de krant achteloos neer geworpen op de grond alsof deze van alle wereldse ellende mij te veel was geworden.
Mijn vrouw en kinderen waren zwemmen die middag, waar ik geen zin in had, dus had ik hier nu heerlijk het rijk even alleen.
Dat dacht ik, want net toen ik mijn ogen even dicht deed om klein slaapje te gaan doen, hoor ik plotsklaps enige voetstappen naast mij.
Wat verschrikt overeind komend, zag ik een wat sjofel geklede man naast mij staan, hij deed wat vermoeid aan en zei, u hoeft niet te schrikken hoor, ik doe u geen kwaad, maar heeft u een glas koud water voor mij.
Hij stond met zijn rug van mij afgekeerd maar toen hij zich omdraaide zag ik dat hij een stevige volle rugtas droeg.
Ik zei beste kerel een glas water heb ik voor jou, maar ga hier even op die kruk zitten wand je zal best moe zijn van dat gesjouw.
Hij ging zitten maar hield de tas op z'n rug, ik vroeg moet ik je even helpen die er op en af te halen.
Nee zei de man dat is mijn pak wat ik niet af kan leggen, dus achter op mijn rug laat, het is niet van u, dus laat maar zo.
Ik haalde het water en gaf het hem, hij dronk het in één slok leeg bedankte me en maakte aanstalten om op te staan en zijn weg te vervolgen.
Nou zei ik, dat is kort, maar ik zou u toch graag nog even een vraag willen stellen, wat maakt uw rugtas zo zwaar en waarom zo moeilijk om hem af te leggen?
De man leek wat verlegen met deze vraag, maar juist omdat hij zo twijfelde met antwoorden wekte hij mijn nieuwsgierigheid nog meer.
Na lang aandringen ging hij weer zitten en vroeg aan mij waarom ik dat vroeg, ik zei ik ben nieuwsgierig en wil alles onder controle houden, zo zou ik onrustig worden als dat een geheim blijkt te zijn.
Nu dat is het voor mij zei hij, maar u mag het wel weten want ik zit daar heel erg mee.
Weet u, begon hij al kijkend naar de grond en ook wat onrustig om hem heen kijkende te vertellen, in die tas zitten mijn zonden en die raak ik niet meer kwijt, daar wil ik zeker een ander niet mee belasten.
Verbaast keek ik naar hem en vroeg waar heb jij die dan gevonden?
Hij taste in zijn binnenzak en haalde een boekje te voorschijn en zei, hierin stonden ze en achter op mijn rug zitten ze nu.
Ik vroeg mag ik ook eens in dat boekje kijken, hij gaf het mij aan toen zag ik dat het een Bijbeltje was.
Ik zei, heb je dit helemaal gelezen, nee zei hij zover ben ik niet gekomen want toen ik bij de wet was kwamen de zonden op m'n rug en wil ik die eerst zelf zien kwijt raken voor dat ik verder lees.
Ik vroeg hem, mag ik je helpen daarmee?
Nou zei hij dat lijkt me moeilijk, ze zijn van mij en ik denk maar zo u heb aan u zelf wel genoeg.
Dat klopt zei ik, zie u dat bos daar aan de rechter zijde, daar die bomen dicht op elkaar staan, nu als dat mijn zonden waren zou dat bos nog voller staan met bomen, maar toch weet ik een middel hoe je daar van af kan komen.
Verbaast vroeg hij heb jij ze dan niet meer?
Niet zo als jij, anders zou mijn rug wel zijn bezweken.
Ik heb ze telkens weer, maar ik weet waar ik daarmee naartoe moet gaan.
Waarheen dan vroeg hij, ik heb gelezen dat alle mensen zonden hebben dus wie kan er nu van een ander nog wat bij hebben.
Ik zei als jij het goed vindt dan loop ik stuk met je mee dan zal ik je aanwijzen waar je daar mee naar toe kan gaan.
Maar is dat niet te veel gevraagd, want nu wordt het al een beetje uw probleem.
Ik zei nee hoor, want ik loop dagelijks die weg, zelfs soms met m'n ogen dicht en mijn handen op de rug gevouwen.
Even een momentje zei ik, ik schreef een briefje voor mijn vrouw dat ik een eind was gaan wandelen en deed de deur van het vakantiehuis op slot.
Samen op weg naar de plaats waar de man zijn pak kwijt kon raken.
Onderweg waren we beiden stil met onze eigen gedachten over zonden en ellenden.
We liepen die heuvel op die mij eerder al uitdaagde deze weer te gaan beklimmen.
Boven gekomen stond ik plotsklaps stil en zei, hier is het stop maar.
Mijn reisgenoot liep naar de grond te staren, hoorde mij niet omdat hij zover in zijn gedachten liep dat hij mij nog nauwelijks opmerkte.
Hallo zei ik met stem verheffing, hier is het en dacht daarbij ik lijk wel een dominee die dat ook zo kan doen.
De man keek verschrikt om en zei riept u mij, ja zei ik er is hier zo ik zie niemand anders.
Kijk daar is het en ik wees naar een plek waar drie kruisen stonden, zie je dat vroeg ik, ja zei hij.
Maar zie je ook om de middelste daar die stapel rugtassen liggen, ja zei hij.
Nu daar kan jij hem ook kwijt en vertelde hem het gedeelte wat hij nog niet in z'n Bijbeltje gelezen had.
Ook wie er aan die anderen twee kruizen hadden gehangen waarbij één daarvan nog een rugtas stond, maar bij de andere was er niets daaromheen te vinden.
Nu zei ik, hier heeft eens heel de wereld gehangen in het midden Gods Zoon die mens is geworden voor mensen met rugtassen vol zonden, Hij is daarvoor de dood ingegaan maar daar ook weer uit opgestaan omdat Hij zelf nooit een rugtas van Hem zelf heeft gedragen, er waren en zijn nooit zonden in en door hem geweest.
Maar door de onze te nemen is Hij voor God zondaar geworden.
Nu links en rechts hing de hele wereld die zulke grote zonden hadden dat er geen rugtas daar groot genoeg voor was.
Waarom staat er bij één dan geen rugtas bij,vroeg hij, ik vertelde hem, omdat Hij Gods Zoon die in het midden hing vroeg, Heer' denk aan mij als u in uw Koninkrijk zult ingaan.
Waarop de Heere tegen hem zei, heden zult gij met mij in het Paradijs zijn.
Daarmee was hij zijn rugtas kwijt en werd deze ook bij Gods Zoon gevonden.
Hier gaan alle mensen in twee kanten uiteen, je wilt ze houden of ze worden van je afgenomen.
Terwijl ik dit mijn naaste stond te vertellen, zag ik hem plotseling hevig zwetend op de grond vallen hij uitte vreemde kreten en ik dacht deze lijkt wel van de duivel bezeten.
Ik greep z'n hand richtte hem op, waarna hij weer met mij normaal kon spreken.
Ik vroeg hem wat was dat, maar hij wilde mij ook nu weer geen antwoord geven.
Ik werd wat geïrriteerd, en zei zeg op, nu geen smoesjes meer.
Hij liep naar het middelste kruis maar zette daar zijn tas niet neer, daarna kwam hij terug en zei, nu kan ik voluit tot je spreken.
Toen ik bij U kwam vanmiddag, had ik twee vrienden van mij wat verder achter mij gelaten.
Deze zouden op mij wachtten tot ik samen met jou dit pad zou gaan lopen.
De afspraak was dat zij dan het huis van jouw in zouden sluipen en je eigendommen weg nemen.
Mocht je vrouw en kinderen reeds thuis zijn gekomen dan zouden ze die gebonden achterlaten.
Ik stond als genageld aan de grond en moordlustige dreigingen kwamen uit mijn mond, maar luisterde toch nog net even toen de man verder ging praten.
Nu ik hier ben en zie Wie U hier kent, moet ik u nu gaan verlaten.
Nu weet u ook wie ik ben en mijn tas nooit meer kan afgeven, omdat ik God ken maar Hem voor eeuwig heb verlaten.
Ik vluchtte snel weg, verbijsterend van wat mij was overkomen.
Ik moest snel nu naar huis om mijn vrouw en kinderen te bevrijden, van deze duivelse praktijken.
Kwaad en verbittert ging ik mijn weg, verwijtend dat ik mij zo had laten verlijden.
Ik was boos op mijzelf mij door vrome smoesjes te laten afleiden, van wat er werkelijk aan de hand was.
Toen ik thuis kwam zag alles er uit zoals het door mij was verlaten.
Mijn vrouw keek blij naar mij uit en de kinderen wilden mij alles vertellen over wat ze die middag gedaan hadden.
Ik was erg in de war, kon eigenlijk niet veel zeggen, maar toen ik s,avonds in mijn bed lag kwam de Heere het mij zelf uitleggen.

Hij sprak met liefelijke woorden,
vroeg mij of ik Zijn stem wilde horen,
waarop ik hem schuldig mijn ja woord gaf,
Hij sprak ik heb jou rugzak gedragen,
vol met al jou misdaden,
die jij vandaag weer bewezen had.
Je heb je als vroom en heilig gedragen,
maar jij brengt geen mensen op Mijn pad.
Ik ken de mijne en ook de zijne,
wat jij even vergeten had.
Daarom liet Ik je schrikken,
om je nu opnieuw te verkwikken,
blijf waakzaam door mijn Geest en Woord, dat is Mijn pad.

Wij weten nu dat God alle dingen doet meewerken ten goede voor hen die Hem liefhebben”
Romeinen 8 vers 24

Geen opmerkingen:

Een reactie posten