Soli Deo Gloria!
Mattheüs 5:8
Zalig zijn de reinen van
hart; want zij zullen God zien.
Mattheüs 5:28
Maar Ik zeg u, dat zo wie een vrouw aan ziet, om dezelve te begeren, die heeft alrede overspel in zijn
hart met haar gedaan.
Mattheüs 6:21
Want waar uw schat is, daar zal ook uw
hart zijn.
Mattheüs 11:29
Neemt Mijn juk op u, en leert van Mij, dat Ik zachtmoedig ben en nederig van
hart; en gij zult rust vinden voor uw zielen.
Mattheüs 12:40
Want gelijk Jonas drie dagen en drie nachten was in den buik van den walvis, alzo zal de Zoon des mensen drie dagen en drie nachten wezen in het
hart der aarde.
Mattheüs 13:15
Want het
hart dezes volks is dik geworden, en zij hebben met de oren zwaarlijk gehoord, en hun ogen hebben zij toegedaan; opdat zij niet te eniger tijd met de ogen zouden zien, en met de oren horen, en met het
hart verstaan, en zich bekeren, en Ik hen geneze.
Mattheüs 13:19
Als iemand dat Woord des Koninkrijks hoort, en niet verstaat, zo komt de boze, en rukt weg, hetgeen in zijn
hart gezaaid was; deze is degene, die bij den weg bezaaid is.
Mattheüs 15:8
Dit volk genaakt Mij met hun mond, en eert Mij met de lippen, maar hun
hart houdt zich verre van Mij;
Mattheüs 15:18
Maar die dingen, die ten monde uitgaan, komen voort uit het
hart, en dezelve ontreinigen den mens.
Mattheüs 15:19
Want uit het
hart komen voort boze bedenkingen, doodslagen, overspelen, hoererijen, dieverijen, valse getuigenissen, lasteringen.
Mattheüs 22:37
En Jezus zeide tot hem: Gij zult liefhebben den Heere, uw God, met geheel uw
hart, en met geheel uw ziel, en met geheel uw verstand.
Mattheüs 24:48
Maar zo die kwade dienstknecht in zijn
hart zou zeggen: Mijn heer vertoeft te komen;
Marcus 3:5
En als Hij hen met toorn rondom aangezien had, meteen bedroefd zijnde over de verharding van hun
hart, zeide Hij tot den mens: Strek uw hand uit. En hij strekte ze uit; en zijn hand werd hersteld, gezond gelijk de andere.
Marcus 6:52
Want zij hadden niet gelet op het wonder der broden; want hun
hart was verhard.
Marcus 7:6
Maar Hij antwoordde en zeide tot hen: Wel heeft Jesaja, van u, geveinsden, geprofeteerd, gelijk geschreven is: Dit volk eert Mij met de lippen, maar hun
harthoudt zich verre van Mij.
Marcus 7:19
Want het gaat niet in zijn
hart, maar in den buik, en gaat in de heimelijkheid uit, reinigende al de spijzen.
Marcus 7:21
Want van binnen uit het
hart der mensen komen voort kwade gedachten, overspelen, hoererijen, doodslagen,
Marcus 8:17
En Jezus, dat bekennende, zeide tot hen: Wat overlegt gij, dat gij geen broden hebt? Bemerkt gij nog niet, en verstaat gij niet, hebt gij nog uw verharde
hart?
Marcus 11:23
Want voorwaar zeg Ik u, dat, zo wie tot dezen berg zal zeggen: Word opgeheven en in de zee geworpen; en niet zal twijfelen in zijn
hart, maar zal geloven, dat hetgeen hij zegt, geschieden zal, het zal hem geworden, zo wat hij zegt.
Marcus 12:30
En gij zult den Heere, uw God, liefhebben uit geheel uw
hart, en uit geheel uw ziel, en uit geheel uw verstand, en uit geheel uw kracht. Dit is het eerste gebod.
Marcus 12:33
En Hem lief te hebben uit geheel het
hart, en uit geheel het verstand, en uit geheel de ziel, en uit geheel de kracht; en den naaste lief te hebben als zichzelven, is meer dan al de brandofferen en de slachtofferen.
Lukas 2:19
Doch Maria bewaarde deze woorden alle te zamen, overleggende die in haar
hart.
Lukas 2:51
En Hij ging met hen af, en kwam te Nazareth, en was hun onderdanig. En Zijn moeder bewaarde al deze dingen in haar
hart.
Lukas 4:18
De Geest des Heeren is op Mij, daarom heeft Hij Mij gezalfd; Hij heeft Mij gezonden, om den armen het Evangelie te verkondigen, om te genezen, die gebroken zijn van
hart;
Lukas 8:12
En die bij den weg bezaaid worden, zijn dezen, die horen; daarna komt de duivel, en neemt het Woord uit hun
hart weg, opdat zij niet zouden geloven, en zalig worden.
Lukas 8:15
En dat in de goede aarde valt, zijn dezen, die, het Woord gehoord hebbende, hetzelve in een eerlijk en goed
hart bewaren, en in volstandigheid vruchten voortbrengen.
Lukas 10:27
En hij, antwoordende, zeide: Gij zult den Heere, uw God, liefhebben, uit geheel uw
hart, en uit geheel uw ziel, en uit geheel uw kracht, en uit geheel uw verstand; en uw naaste als uzelven.
Lukas 12:34
Want waar uw schat is, aldaar zal ook uw
hart zijn.
Lukas 12:45
Maar indien dezelve dienstknecht in zijn
hart zou zeggen: Mijn heer vertoeft te komen; en zou beginnen de knechten en de dienstmaagden te slaan, en te eten en te drinken, en dronken te worden;
Lukas 21:26
En den mensen het
hart zal bezwijken van vrees en verwachting der dingen, die het aardrijk zullen overkomen; want de krachten der hemelen zullen bewogen worden.
Lukas 24:25
En Hij zeide tot hen: O onverstandigen en tragen van
hart, om te geloven al hetgeen de profeten gesproken hebben!
Lukas 24:32
En zij zeiden tot elkander: Was ons
hart niet brandende in ons, als Hij tot ons sprak op den weg, en als Hij ons de Schriften opende?
Johannes 12:40
Hij heeft hun ogen verblind, en hun
hart verhard; opdat zij met de ogen niet zien, en met het
hart niet verstaan, en zij bekeerd worden, en Ik hen geneze.
Johannes 13:2
En als het avondmaal gedaan was, toen nu de duivel in het
hart van Judas, Simons zoon, Iskariot, gegeven had, dat hij Hem verraden zou,
Johannes 14:1
Uw
hart worde niet ontroerd; gijlieden gelooft in God, gelooft ook in Mij.
Johannes 14:27
Vrede laat Ik u, Mijn vrede geef Ik u; niet gelijkerwijs de wereld hem geeft, geef Ik hem u. Uw
hart worde niet ontroerd en zij niet versaagd.
Johannes 16:6
Maar omdat Ik deze dingen tot u gesproken heb, zo heeft de droefheid uw
hart vervuld.
Johannes 16:22
En gij dan hebt nu wel droefheid; maar Ik zal u wederom zien, en uw
hart zal zich verblijden, en niemand zal uw blijdschap van u wegnemen.
Handelingen 2:26
Daarom is mijn
hart verblijd; en mijn tong verheugt zich; ja, ook mijn vlees zal rusten in hope;
Handelingen 2:37
En als zij dit hoorden, werden zij verslagen in het
hart, en zeiden tot Petrus en de andere apostelen: Wat zullen wij doen mannen broeders?
Handelingen 4:32
En de menigte van degenen, die geloofden, was een
hart en een ziel; en niemand zeide, dat iets van hetgeen hij had, zijn eigen ware, maar alle dingen waren hun gemeen.
Handelingen 5:3
En Petrus zeide: Ananias, waarom heeft de satan uw
hart vervuld, dat gij den Heiligen Geest liegen zoudt, en onttrekken van den prijs des lands?
Handelingen 5:4
Zo het gebleven ware, bleef het niet uw, en verkocht zijnde, was het niet in uw macht? Wat is het, dat gij deze daad in uw
hart hebt voorgenomen? Gij hebt den mensen niet gelogen, maar Gode.
Handelingen 5:33
Als zij nu dit hoorden, barstte hun het
hart, en zij hielden raad, om hen te doden.
Handelingen 7:23
Als hem nu de tijd van veertig jaren vervuld was, kwam hem in zijn
hart, zijn broeders, de kinderen Israëls, te bezoeken.
Handelingen 7:51
Gij hardnekkigen en onbesnedenen van
hart en oren, gij wederstaat altijd den Heiligen Geest; gelijk uw vaders, alzo ook gij.
Handelingen 8:21
Gij hebt geen deel noch lot in dit woord: want uw
hart is niet recht voor God.
Handelingen 13:22
En dezen afgezet hebbende, verwekte Hij hun David tot een koning; denwelken Hij ook getuigenis gaf, en zeide: Ik heb gevonden David, den zoon van Jesse; een man naar Mijn
hart, die al Mijn wil zal doen.
Handelingen 16:14
En een zekere vrouw, met name Lydia, een purperverkoopster, van de stad Thyatira, die God diende, hoorde ons; welker
hart de Heere heeft geopend, dat zij acht nam op hetgeen van Paulus gesproken werd.
Handelingen 21:13
Maar Paulus antwoordde: Wat doet gij, dat gij weent, en mijn
hart week maakt? Want ik ben bereid niet alleen gebonden te worden, maar ook te sterven te Jeruzalem voor den Naam van den Heere Jezus.
Handelingen 28:27
Want het
hart dezes volks is dik geworden, en met de oren hebben zij zwaarlijk gehoord, en hun ogen hebben zij toegedaan; opdat zij niet te eniger tijd met de ogen zouden zien, en met de oren horen, en met het
hart verstaan, en zij zich bekeren, en Ik hen geneze.
Romeinen 1:21
Omdat zij, God kennende, Hem als God niet hebben verheerlijkt of gedankt; maar zijn verijdeld geworden in hun overleggingen en hun onverstandig
hart is verduisterd geworden;
Romeinen 2:5
Maar naar uw hardigheid, en onbekeerlijk
hart, vergadert gij uzelven toorn als een schat, in den dag des toorns, en der openbaring van het rechtvaardig oordeel Gods.
Romeinen 9:2
Dat het mij een grote droefheid, en mijn
hart een gedurige smart is.
Romeinen 10:6
Maar de rechtvaardigheid, die uit het geloof is, spreekt aldus: Zeg niet in uw
hart: Wie zal in den hemel opklimmen? Hetzelve is Christus van boven afbrengen.
Romeinen 10:8
Maar wat zegt zij? Nabij u is het Woord, in uw mond en in uw
hart. Dit is het Woord des geloofs, hetwelk wij prediken.
Romeinen 10:9
Namelijk, indien gij met uw mond zult belijden den Heere Jezus, en met uw
hart geloven, dat God Hem uit de doden opgewekt heeft, zo zult gij zalig worden.
Romeinen 10:10
Want met het
hart gelooft men ter rechtvaardigheid en met den mond belijdt men ter zaligheid.
1 Korinthiërs 2:9
Maar gelijk geschreven is: Hetgeen het oog niet heeft gezien, en het oor niet heeft gehoord, en in het
hart des mensen niet is opgeklommen, hetgeen God bereid heeft dien, die Hem liefhebben.
1 Korinthiërs 7:37
Doch die vast staat in zijn
hart, geen noodzaak hebbende, maar macht heeft over zijn eigen wil, en dit in zijn
hart besloten heeft, dat hij zijn maagd zal bewaren, die doet wel.
2 Korinthiërs 3:15
Maar tot den huidigen dag toe, wanneer Mozes gelezen wordt, ligt een deksel op hun
hart.
2 Korinthiërs 5:12
Want wij prijzen onszelven u niet wederom aan, maar wij geven u oorzaak van roem over ons, opdat gij stof zoudt hebben tegen degenen, die in het aangezicht roemen en niet in het
hart.
2 Korinthiërs 6:11
Onze mond is opengedaan tegen u, o Korinthiërs, ons
hart is uitgebreid.
2 Korinthiërs 8:16
Doch Gode zij dank, Die dezelfde naarstigheid voor u in het
hart van Titus gegeven heeft;
2 Korinthiërs 9:7
Een iegelijk doe, gelijk hij in zijn
hart, voorneemt; niet uit droefheid, of uit nooddwang; want God heeft een blijmoedigen gever lief.
Efeziërs 5:19
Sprekende onder elkander met psalmen, en lofzangen, en geestelijke liederen, zingende en psalmende den Heere in uw
hart;
Filippensen 1:7
Gelijk het bij mij recht is, dat ik van u allen dit gevoel, omdat ik in mijn
hart houde, dat gij, beide in mijn banden, en in mijn verantwoording en bevestiging van het Evangelie, gij allen, zeg ik, mijner genade mede deelachtig zijt.
Kolossensen 3:16
Het woord van Christus wone rijkelijk in u, in alle wijsheid; leert en vermaant elkander, met psalmen en lofzangen, en geestelijke liederen, zingende den Heere met aangenaamheid in uw
hart.
1 Tessalonicensen 2:17
Maar wij, broeders, van u beroofd geweest zijnde voor een kleine wijle tijds, naar het aangezicht, niet naar het
hart, hebben ons te overvloediger benaarstigd, om uw aangezicht te zien, met grote begeerte.
1 Timotheüs 1:5
Maar het einde des gebods is liefde uit een rein
hart, en uit een goed geweten, en uit een ongeveinsd geloof.
2 Timotheüs 2:22
Maar vlied de begeerlijkheden der jonkheid; en jaag naar rechtvaardigheid, geloof, liefde, vrede, met degenen, die den Heere aanroepen uit een rein
hart.
Hebreeën 3:10
Daarom was Ik vertoornd over dat geslacht, en sprak: Altijd dwalen zij met het
hart, en zij hebben Mijn wegen niet gekend.
Hebreeën 3:12
Ziet toe, broeders, dat niet te eniger tijd in iemand van u zij een boos, ongelovig
hart, om af te wijken van den levenden God;
Hebreeën 10:22
Zo laat ons toegaan met een waarachtig
hart, in volle verzekerdheid des geloofs, onze harten gereinigd zijnde van het kwaad geweten, en het lichaam gewassen zijnde met rein water.
Hebreeën 13:9
Wordt niet omgevoerd met verscheidene en vreemde leringen; want het is goed, dat het
hart gesterkt wordt door genade, niet door spijzen, door welke geen nuttigheid bekomen hebben, die daarin gewandeld hebben.
Jakobus 1:26
Indien iemand onder u dunkt, dat hij godsdienstig is, en hij zijn tong niet in toom houdt, maar zijn
hart verleidt, dezes godsdienst is ijdel.
Jakobus 3:14
Maar indien gij bitteren nijd en twistgierigheid hebt in uw
hart, zo roemt en liegt niet tegen de waarheid.
1 Petrus 1:22
Hebbende dan uw zielen gereinigd in de gehoorzaamheid der waarheid, door den Geest, tot ongeveinsde broederlijke liefde, zo hebt elkander vuriglijk lief uit een rein
hart;
2 Petrus 2:14
Hebbende de ogen vol overspel, en die niet ophouden van zondigen; verlokkende de onvaste zielen, hebbende het
hart geoefend in gierigheid, kinderen der vervloeking;
1 Johannes 3:17
Zo wie nu het goed der wereld heeft, en ziet zijn broeder gebrek hebben, en sluit zijn
hart toe voor hem, hoe blijft de liefde Gods in hem?
1 Johannes 3:20
Want indien ons
hart ons veroordeelt, God is meerder dan ons
hart, en Hij kent alle dingen.
1 Johannes 3:21
Geliefden! Indien ons
hart ons niet veroordeelt, zo hebben wij vrijmoedigheid tot God;
Openbaring 18:7
Zoveel als zij zichzelve verheerlijkt heeft, en weelde gehad heeft, zo grote pijniging en rouw doet haar aan; want zij zegt in haar
hart: Ik zit als een koningin, en ben geen weduwe, en zal geen rouw zien.