woensdag 13 februari 2013


Stenen werpen

Laat mij geen stenen staap'len
bij and'ren op hun hoofd.
Zelf zou ik mij moeten waap'nen
voor de zonden op mijn hoofd.

Zo God in Zijn recht zou treden
bij mij zou gadeslaan,
al mijn ongerechtigheden
zou ik dan nog voor Hem bestaan?

Leer mij het vergeven,
wat U Heer', Jezus doet,
wat and'ren ook misdreven.
dat maakte U met mij goed.

Wie zonder zonden is,
die mag met stenen gooien,
naar die met schuld beladen is,
daar wordt geen steen gemist.

O Heer', op U werd er geladen
de schuld van alle mensen,
wie zijn schuld op U herkent,
zal buiten U niemand anders wensen.

Wie zal er stenen werpen,
op Hem die ons alles vergeeft.
Zal Zijn liefde ons dan reden geven
dat Hij voor ons niet meer leeft?

Laat Heer', alle mensen leren buigen,
voor U die leven geeft.
Drie-enig God  U daarvoor dank betuigen,
Heer', die dood geweest is en eeuwig leeft!

Soli Deo Gloria!

Wie van u zonder zonde is, die werpe de eerste steen op haar’ (Johannes 8:7, weergave 1531).


Het verschil [tussen het wereldlijke rijk van Mozes en het geestelijke Rijk van Christus] is nu dat in Christus’ geestelijke Rijk geen beul, rechter of overheid is. Allen zijn daar gelijk! Daarom, wie dat horen wil die komt maar en vraagt het aan Christus. Dan zegt Hij: ‘Wie van u zonder zonde is, die werpe de eerste steen op haar’, dat betekent: wilt u met deze vraag volgens de wetten van Mijn Rijk op de juiste manier handelen, en Mijn mening horen? Dan moet u deze vrouw om vergeving vragen, en zij moet u ook om vergeving vragen, opdat ook u haar zult vergeven. Daarna vraagt u allen aan Mij ook om vergeving, opdat Ik het u ook vergeef. Zo zijn allen op één hoop geworpen en tot één deeg geslagen en gekneed. Daarom, wilt u farizeeën, Mijn antwoord en mening horen volgens de wetten van Mijn Rijk – dat geestelijk is? Dan zeg Ik u: ‘Als uzelf rein en zonder zonde bent voor God, dan begint u nu maar met stenen te gooien! Ja, doe het!’ Op deze manier heeft Hij hen hart en moed ontnomen om dat te doen, want deze woorden hebben grote kracht, en wel bijzonder omdat Hij die in hun hart spreekt en daardoor hun zonden openbaart. Als God in het hart spreekt en de zonden openbaart, dan worden de zonden zó groot en worden wij zó bevreesd en benauwd dat ieder van ons aan zijn eigen zonden genoeg heeft, zodat we de zonden van anderen vergeten, en denken: alle andere zondaren zijn bij mij vergeleken louter heiligen.
 
Maarten Luther





Geen opmerkingen:

Een reactie posten