zaterdag 23 mei 2015


Smeek gebed.

Heere, benoem in mij, 
door Uw Woord en Geest,
onderscheidelijk mijn overtredingen,
duidelijk bij hun vreselijke namen,
zodat zij niet samen, in een algemeen zonden begrip,
met een verontschuldigend sorry, in mij aan kwamen.
Maar laat mij voor elke gedane overtreding
oprecht voor U mijn schuld belijden en mij diep schamen.
Ja laat mij duidelijk voor ogen staan,
wat ik door Uw wet te overtreden,
Uw grote heerlijke Naam heb aangedaan.
Ach Heer' laat mij dit wonder van genade,
door Uw liefde voor mij, 
niet oppervlakkig doen ontgaan.


Soli Deo Gloria! 

zie ook: www.luthercitaten.blogspot.com

Maarten Luther,


Zondag 52: zondag

127. Vr. Welke is de zesde bede?

Zesde en zevende bede: En leid ons niet en verzoeking, maar verlos ons van het kwade

De zesde bede luidt: ‘En leid ons niet in verzoeking.’ Deze verzoeking echter – of zoals het vroeger bij ons ‘bekoring’ werd genoemd – komt van drie kanten: van het vlees, van de wereld en van de duivel. Want wij wonen in het vlees en hebben de oude Adam aan onze hals hangen, deze speelt op en zet ons dagelijks aan tot ontucht, luiheid, tot overdaad en dronkenschap, gierigheid en oplichterij, en tot het bedriegen en afzetten van de naaste. Kortom: tot alle verkeerde begeerten die ons van nature aankleven en in ons opgewekt worden door de omgang met andere mensen, door hun voorbeeld en door wat wij horen en zien, dingen die ook dikwijls een onschuldig hart verwonden en doen ontvlammen. Dan is er nog de wereld die ons met woorden en daden beledigt en ons drijft  tot drift en boosheid. Alles bij elkaar is er niets dan haat en nijd, vijandschap, geweld en onrecht, ontrouw, wraak, vloeken, schelden, kwaadspreken, hoogmoed. Dan nog het pronken met overtollige versieringen en kleding, hoogmoed om eer, roem en macht, omdat niemand de minste wil zijn, maar ieder vooraan wil zitten en door anderen gezien wil worden.

Dan komt ook nog de duivel, die overal ophitst en stookt, maar die zich vooral begeeft op het gebied van het geweten en de geestelijke dingen. Namelijk om te zorgen dat men Gods Woord en werk in de wind slaat en veracht. Dit doet hij met de bedoeling om ons weg te trekken van het geloof, de hoop en de liefde en ons te brengen tot ongeloof, valse vermetelheid en verharding – of anders wel tot wanhoop en vertwijfeling. Bovendien nog tot het miskennen en lasteren van God, en nog ontelbaar veel andere gruwelijke zaken. Dit zijn de strikken en netten, ja, de echte vurige pijlen, die niet door vlees en bloed, maar door de duivel zelf met schade en gevaar in ons hart worden geschoten.

Deudsch Catechismus (De Grote Catechismus) 1529 cf. WA 30,1, 208, 25 -. 209, 14

Geen opmerkingen:

Een reactie posten