Een
gezicht
Een verwoestend aangezicht
Een verwoestend aangezicht
zet Gods kerk in het
licht,
wat door hels
pijnen
onderdrukt lijkt te
verdwijnen.
Een aangrijpend gezicht,
staat een zondaar in Gods
licht,
verslagen door Gods wet,
smekend’ om Zijn genade recht.
Een verwoestend
aangezicht
zet de gelovige in het licht,
waar de wereld hen door haat,
hoopt dat deze snel vergaat.
zet de gelovige in het licht,
waar de wereld hen door haat,
hoopt dat deze snel vergaat.
Een verbijsterend
gezicht,
zet Gods Zoon in het
licht,
aan het kruis
gehangen,
door zondaars met spot
omvangen.
Een vernederend gezicht,
waar duizenden mensen wonen,
daar waar Gods Geest Zijn werk
verricht,
maar enkele daarvan willen
komen.
Een bespottelijk gezicht,
wordt er naar hen uitgestoken,
wordt er naar hen uitgestoken,
die door Gods liefelijk
gericht
met de werken van Satan hebben
gebroken.
Een onderwijzend
aangezicht,
afhankelijk van de armen
gift,
die zij daar hebben geschonken,
heeft eens uit Gods mond geklonken.
die zij daar hebben geschonken,
heeft eens uit Gods mond geklonken.
Een verleidelijk
aangezicht,
waar schone schilderijen pronken.
wordt in die gebouwen aangericht,
waar veel geld voor wordt geschonken.
waar schone schilderijen pronken.
wordt in die gebouwen aangericht,
waar veel geld voor wordt geschonken.
Een verblijdend
aangezicht,
zet de zondaar in het licht,
zet de zondaar in het licht,
waar Gods Recht en Waarheid
is,
daar zijn schuld wordt
uitgewist.
Psalm 97:7 (berijmd)
Psalm 97:7 (berijmd)
Gods vriendelijk aangezicht,
geeft vrolijkheid en licht
voor al de oprechte harten,
Ten troost verspreid in smarten
Juicht, vromen, om uw lot;
Juicht, vromen, om uw lot;
Verblijdt u steeds in God;
roemt roemt Zijn heiligheid;
zo wordt Zijn lof verbreid,
Voor al dit heilgenot.
Soli Deo Gloria!
Voor al dit heilgenot.
Soli Deo Gloria!
‘Zij hebben mij dikwijls benauwd van mijn jeugd af, zo zegge Israel nu – zij hebben mij dikwijls benauwd van mijn jeugd af aan, maar zij hebben mij niet overmocht’ (Psalm 129:1-2, weergave 1540).
Men mag de kerk niet in schijnbare heiligheid en bedrieglijke volmaaktheid willen zoeken en vinden. We mogen niet zien op wat de wereld bewondert. We moeten op de neerliggende, aangevochten, door ongeluk overstelpte kerk letten. Want dit is haar eigenlijke versiering en eigenschap, namelijk dat ze zwak, bedreigd en met alle aanslagen en woeden van duivel, wereld, vlees, zonde en dood omgeven is. Wie dat niet wil zien, maar daarvoor vlucht, die zal de kerk nooit vinden!
Haar aanzien is niet wat kunstenaars schilderen. Zij beelden haar immers af als een bevallige maagd, of anders, als een sterke en prachtige stad, zoals je op de schilderijen kunt zien. Dit beeld is inderdaad juist – maar niet zoals het bezien wordt door lichamelijke ogen. Alleen geestelijke ogen zien haar schone gestalte en haar alles te boven gaande heerlijkheid. Dit heeft geen andere reden dan dat Christus haar Bruidegom is. Hij heeft haar, door de Heilige Geest, voor Zích als bruid toebereid, en haar met Zijn bloed en verdienste, én Zijn gerechtigheid versierd (vgl. Openbaringen 21:2).
Daarvan kan echter het vlees niets waarnemen of onderscheiden. Het vlees ziet integendeel hoe de kerk aan de bitterste vijandschap en wangunst, en de hoogste kwellingen en pijnigingen onderworpen is – want dat is haar livrei. Als iemand haar zou willen schilderen zoals zij in deze wereld te zien is, dan zou hij een wanstaltig en arm meisje moeten schilderen, in een onherbergzame wildernis, te midden van hongerige leeuwen, beren, wolven, varkens, ja, giftige slangen. Dat wil zeggen: te midden van woedende mensen, die zwaard, vuur en water aangrijpen en inzetten om haar om te brengen en uit te roeien.
Maarten Luther
Geen opmerkingen:
Een reactie posten