dinsdag 14 mei 2013

Mijn God doet recht!


O God Uw recht laat mij nu zien,
ik heb de eeuwige dood verdiend.
Geen vlucht om nog te kunnen ontkomen,
in de hel zal ik eens moeten wonen.

Uw recht o God geeft U de Hoogste eer
ja, die alleen aan Uw Naam toebehoort.
Daaraan ontdekt Uw wet aan mij steeds meer,
dat Uw Geest mij geeft uit Uw Woord.

Maar Heer', Uw Waarheid daarentegen,
laat mij niet tot wanhoop hebben gedreven.
De vaste grond die Uw Zoon verworven heeft,
schenkt mij de Hoop op Hem die leeft.

Daar spreekt Uw Geest mijzelf eerst tegen,
dat ik geen recht in mijzelf heb op vergeving,
maar dat het recht wat Christus eens verwierf,
genade is waarvoor Hij eenmaal stierf.

Dit geloof ik nu Heer' dat U dat deed,
tegenover al mijn eigen beter weten,

Dat wat Uw Geest en Waarheid geeft,
door Uw liefde ik U nooit meer kan vergeten.
 
Nu buigt mijn ziel voor Uw kruishout neer
en smeek ik om Uw genade,
dat doe ik alle dagen weer, 
totdat U wederkomt op aarde.
 
Laat mij o Heer', die woorden zingen,
die in Uw psalmen zijn gesteld.
Maak mij ondergeschikt aan al die dingen,
die door Uw Geest aan Uw kind'ren wordt verteld.


Verhoogt, o poorten, nu den boog;
Rijst, eeuw'ge deuren, rijst omhoog;
Opdat de Koning in moog' rijden.
Wie is die Vorst, zo groot in eer?
't Is God, d' almachtig' Opperheer;
't Is God, geweldig in het strijden.
(psalm 24)



Soli Deo Gloria!



Kijk eerst maar naar jezelf!

In het ware geloof onderscheiden we twee verschillende dingen: eerst een hartelijke en oprechte verootmoediging, waarbij de mens vanwege zijn overtreding en onwaardigheid bevreesd wordt voor God. Dan echter, als tweede, omdat hij op Christus vertrouwt, blijft hij staande, zodat hij niet tot wanhoop vervalt. Dat is in het kort gezegd: aan de ene kant wordt hij – waar de aanvechtingen en verzoekingen van de duivel zijn – niet hoogmoedig, en aan de andere kant wordt hij – waar de genade en barmhartigheid van Christus is – niet wanhopig. Daar tussendoor gaat hij veilig tot Christus! Zijn hart is vol vrees als hij aan zichzelf denkt, maar vol blijdschap als hij aan Christus denkt. Dat is het echte geloof! Zulke mensen voelen wel dat ze nog niet geloven zoals ze graag zouden willen. Dit is dan ook de reden waarom ze niet meteen klaarstaan om anderen te leren, veel minder nog om hen te oordelen. Zo is het tenminste als het gaat over het leven van anderen, want op hun eigen leven hebben ze genoeg aan te merken. Als ze echter van ambtswege ertoe verplicht worden, dan doen ze dat met zo’n ootmoed dat ze daarvóór in stilte tot zichzelf zeggen: ‘Hans, pak jezelf maar bij de neus (1).’ Ik bestraf ook weleens een ander die tienmaal beter is dan ik. Dat doe ik echter niet als christen, maar vanwege mijn ambt als predikant. Ook doe ik dat tegen mijn zin, zoals Johannes de doper tegen zijn zin de boete gepreekt en aan Christus de doop bediend heeft – hoewel hij toch aan Christus gehoorzaam was (vgl. Mattheüs 3:14). Zo houd ik er ook niet van dat ik anderen moet leren en mijn boeken gelezen worden door mensen die meer van het geloof geleerd hebben dan ik.


Maarten Luther
 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten