donderdag 8 januari 2015


Gebed om verlossing!



Heer' er zijn veel kerken mij vijandig gezind,
omdat ik daar in grote nood,
het broodnodige voedsel niet vind,
dat mij verlossen kan van de dood?
Men geeft mij daar vaak heel veel aan
datgene wat ik zelf al heb gedaan,
door mij te laten geloven 
dat ik uit mijzelf op God kan vertrouwen.
 Maar Jezus gerechtigheid die ik daar zoek,
wordt mij door hetgeen Hij voor mij doet
steeds maar een beetje aan het einde voorgehouden.
Veel wordt daar met de mantel der liefde bedekt,
waar onder een geur van verschimmeld
oud brood wordt verwerkt.
Steeds meer gaat het om bestuurlijk beraad,
wat heel veel alleen uit mensenwerk bestaat.
Een roep om eenvoudigheid wordt niet beloond,
wie is het die daar op de hoogste zetel troont?
Wij zingen liederen zoals wij het aanvoelen,
vergeten daardoor wat Uw psalmen bedoelden.
Men noemt mij een zeur zoals Barthlomeus dat was,
wijst mij een deur die mij misschien beter past,
waar ik met martelaren mijn nood moet klagen,
hoe lang Heer' zullen zij mij hier nog verdragen?
Ik ken geen betere kerk hier op aard,
dan word ik liever met de slechtste kerk hier vergaard.
Laat Heer' de stemmen daar zwijgen,
van hen die hun eigen antwoord willen krijgen.
Laat Uw dienaars woord niet worden gebonden,
door hen die het anders hebben ondervonden.
Haal Heer' alle kastjes en hokjes weg,
waarin zij mij stoppen omdat ik dit zeg.
Verwek door de prediking nu een hart wat U mist,
en vergeef de zonden van mij en hen die dat niet wist.
Laat Uw genade zijn ons genoeg,
waarvoor U onze schuld aan het kruis wegdroeg. 
O Heer' keer weer tot het arme volk,
wat zo hoognodig U hun schulden belijdt,
aanschouw hun oprechte berouw,
en toon ons Uw eeuwige trouw.
troost en bemoedig ons door Uw Geest en Woord
bevrijdt ons o Heer' nu is er daarvoor nog tijd.


Soli Deo Gloria! 

Nadat ik dit gebed had opgeschreven heb ik dat aan mijn vriend en broeder Hugo van Woerden ter inzage gestuurd, waarop ik van hem dit antwoord ontving en dat hieronder aan toevoeg.

Ik kende hiervoor iets van deze uitspraak waarvan thuislezers
mij over hebben geïnformeerd, maar waarheidsbezitters
kunnen het met mij niet eens worden, omdat zij de waarheid bezitten, kunnen zij deze niet missen en moeten ook zij met mij
door Gods Woord en Geest in Jezus Christus worden bekeerd.
Daarom verblijf ik nu liever tussen de doornen en de distels
stil liggende, wachten op het moment dat God mijn lot wendt en mij verlossen zal van hen, die zich tegen God en mij keert.

Maarten Luther
Ik wil graag het dagelijkse offer op een geestelijke wijze uitleggen, zodat het heilig evangelie eronder verstaan wordt, dat tot aan het einde van de wereld tezamen met het geloof en de kerk moet blijven. Maar het kan evenwel gebeuren, dat de wereld zo epicuristisch zal worden, dat men in de gehele wereld geen openbare predikstoel zal hebben, maar dat in de openbare prediking alleen van epicuristische gruwelen gehoord zal worden. Het evangelie zal dan alleen onderhouden worden in de huisgezinnen door de huisvaders; dat zal een tijd zijn als die [tijd] tussen de woorden van Christus aan het kruis: ‘Consummatum est’ én ‘Pater in manus tuas commendo spiritum meum’ dat is: ‘Mij dorst’ én ‘Vader in Uw handen beveel ik Mijn geest (Lukas 23:46).’ Want evenals Christus na de woorden ‘Mij dorst’ nog een weinig leeft, zo kan ook de kerk na het zwijgen van het evangelie in het openbaar nog enige tijd blijven. En zoals het dagelijkse offer van de Joden in de zeventig weken, dat door het concilie der Apostelen (vgl. Handelingen 15:1 vv) wel had afgedaan, maar toch tot de verwoesting van Jerusalem bleef, en ook door de apostelen zelf, indien zij dat wilden, onderhouden werd – doch zonder noodzaak – zo kan ook het evangelie wel openlijk op de predikstoel liggen en zwijgen, terwijl het toch door oprechte christenen in de huizen onderhouden wordt.
Deze ellende zal echter niet langer duren dan twaalfhonderd en negentig dagen, dat is ongeveer vier [drie? hcvw] en half jaar; want zonder openbare prediking kan het geloof niet lang staande blijven, omdat in deze tijd de wereld elk jaar nog slechter wordt. De laatste dertienhonderd vijf en dertig dagen zullen ten uiterste goddeloos zijn, zodat ook in de huizen maar weinig geloof zal zijn, waarom hij dan ook zegt: ‘Welgelukzalig is hij die deze dag verwacht en bereikt (Daniel 12:12).’ Als wilde Hij zeggen zoals Christus zegt: ‘Maar de Zoon des mensen, als Hij komt, zal Hij ook geloof vinden op de aarde?’ (vgl. Lukas 18 : 8). 
Bibel 1541, Luthers Vorrede über den Propheten Daniel, vgl. WA Bibel 11.2, 121,12 – 122, 23

Geen opmerkingen:

Een reactie posten