maandag 28 september 2015


Duizend jaar
in één dag.


Gen. 6: 1-8
Gen. 11: 1-9
Math. 24 en 25
Openb. 21 en 22

De wereld,
waar ik vandaag naar kijk,
gelijkt steeds meer 
op het Babelse rijk,
waarin ook de mens 
van vandaag zijn kunnen 
met dat van God vergeleek,
door Hem alleen
al het onmogelijke,
niet te gunnen.


De wereld,
waar ik vandaag naar kijk,
bereikt grote hoogte,
gelijk de toren van Babel,
die ook al had bereikt,
ook de mens van vandaag
denkt nu bijna dat te kunnen
in wetenschap en techniek.
Door het onovertreffelijke 
niet alleen aan God te gunnen.


De wereld,
waar ik vandaag naar kijk,
is in vergelijking
niets anders dan
de wereld van het Babelse rijk.
Bijna was het hen gelukt,
totdat zij elkaar niet
meer konden verstaan.
Zo komen er ook in mijn wereld
vreemde talen, overal vandaan.


De wereld,
waarin ik vandaag leef,
wordt steeds vuiler
in woorden, beelden en cultuur,
waarbij ik dikwijls beef
van het onbeheerste gedrag,
waarvan ik door
Gods Woord en Geest weet,
dat dit verwijst
naar het komen van de laatste dag.


Die nieuwe wereld,
waarnaar ik steeds meer verlang,
maakt met het steeds dichterbij komen 
mij niet meer bang.
Geen echt nieuws is er hier
meer onder de ondergaande zon.
Alles lijkt steeds meer op de tijd,
toen de mens voor zichzelf begon.
Maar één Liefdesdaad wordt zeker 
op de wereld niet herhaald,
dat het bloed van Gods Zoon, mijn Heiland,
nog eens de schuld van Zijn Volk betaalt.


Soli Deo Gloria! 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten